Een avond in 1995. In een rustig huis in Dakar duwt de ene gitarist eenakoestische gitaar in de handen van de andere. Het was een klein, Oost-Europeesinstrument met speciale nylonsnaren, voor weinig geld gekocht in eenBrusselse muziekwinkel. Pierre Van Dormael had er zich een paar aangeschaftvooraleer hij naar Senegal vertrok, voor zijn studenten aan het Conservatoriumvan Dakar. De andere muzikant: Karl Van Deun. Hij bracht zijn vakantie doorin West-Afrika, bij zijn kameraad en docent.Tijdens een van die klamme Afrikaanse avonden stelde Pierre voor ommuziek te maken. Met niets meer dan die kleine gitaar speelde Karl wat inhem opkwam. Intu´tief en zonder voorbereiding. Pierre registreerde desessie op cassette en zou de muziek later ook mixen.Karl had sinds 1993 amper nog gitaar gespeeld, door gezondheidsproblemen.Die bewuste avond speelde hij een klein dozijn korte improvisaties. Pasachteraf hoorde hij hoe zijn studie van klassieke figuratie, waar hij jarenvoordien mee was bezig geweest, was doorgesijpeld in zijn ideeÙn en zijnspel.